Ongelooflijk maar waar! Na een dubbel (kampioenschap en EHL) vorig seizoen, deed Alexander het dit jaar opnieuw met La Gantoise. Een onbetwiste ster in onze competitie en een vaste waarde in het internationale hockey, was dit het perfecte moment om hem voor de play-offs te ontmoeten en zijn portret te schetsen — te lezen in het laatste nummer van ons magazine Hockey Player MAG. Hier alvast een voorsmaakje...
Topscorer op de Olympische Spelen, het WK, het EK en in de Hoofdklasse, Alexander Hendrickx, al drievoudig Belgisch kampioen met Dragons, mikt op een nieuwe titel met La Gantoise. Na alles gewonnen te hebben in Nederland, keert de 31-jarige, die vaak als de beste strafcornerschutter ter wereld wordt beschouwd, met grote ambities terug naar onze competitie.
Door Boris Rodesch
Na zes seizoenen bij Pinoké in de Hoofdklasse, was het tijd om terug te keren naar België?
Ik had alles gewonnen met Pinoké. De landstitel in 2023 en de EHL in 2024. Ik werd zelfs de topscorer aller tijden van de club met meer dan 100 goals. Ik werk altijd in cycli: ofwel bleef ik tot de volgende Olympische Spelen, ofwel besloot ik terug te keren. Mijn broer was net vader geworden en ik ben de peter van zijn zoon. Familie is erg belangrijk voor mij en ik wilde ook meer tijd doorbrengen met mijn vriendin. Toen ik bij Pinoké speelde, woonde ik van woensdag tot zondag in Amsterdam. Ik zag mezelf niet mijn hele leven in het buitenland wonen. Ik wilde mijn toekomst beginnen opbouwen in België.
Veel Red Lions zijn papa geworden, denk jij daar ook aan?
Natuurlijk. Ik ben sinds het EK in Antwerpen samen met mijn vriendin en we zijn heel gelukkig. Als alles goed gaat, zal het binnen twee jaar zo ver zijn.
Je woont nu samen met je vriendin in Kalmthout, provincie Antwerpen... Mis je Amsterdam niet te veel?
De stad mis ik wel. Amsterdam is echt bijzonder. Ik stapte buiten en stond meteen in het centrum. Hier moet ik 30 minuten rijden om in Antwerpen te raken.
Wanneer heb je besloten om bij La Gantoise te tekenen?
In januari 2024. Het was emotioneel gezien geen gemakkelijke beslissing. Toen ik het mijn ploeggenoten vertelde, had ik mezelf een laatste doel gesteld: de dubbel winnen, kampioenschap en EHL. Uiteindelijk moesten we tevreden zijn met de EHL, maar het was een prachtig afscheidscadeau.
Heb je nog andere clubs overwogen dan La Gantoise?
Ik heb gesproken met Herakles en enkele Nederlandse clubs, maar het was al snel duidelijk dat Gent de ideale bestemming was. Ze zochten een verdediger en Antoine Kina zei me al een tijdje dat ze een goede strafcorner-
schutter nodig hadden. Ze hebben prachtige infrastructuren en vechten elk jaar voor de titel. Precies wat ik zocht.
Na reservespeler te zijn geweest in Rio, was je erbij in Tokio en Parijs. Mik je op een derde deelname aan de Olympische Spelen, in Los Angeles 2028?
Dat is mijn doel, maar de uiteindelijke beslissing ligt bij de coach.
Maar eerst is er misschien de kans om een WK in België te spelen...
Ik bewaar fantastische herinneringen aan het EK in Antwerpen. Voor eigen publiek spelen geeft echt een bijzonder gevoel. En op een WK... Dat zal nog waanzinniger zijn!
Als je voetballers ziet spelen in volle stadions, heb je dan soms het gevoel dat je de verkeerde sport hebt gekozen?
Ik ben realistisch, je hoeft alleen maar de sponsors en de salarissen te vergelijken, dat is allemaal proportioneel. Het is niet dezelfde business, er is veel minder geld in het hockey. Maar het is inderdaad jammer, want ik ben ervan overtuigd dat we meer mensen zouden kunnen aantrekken naar onze wedstrijden.
Is het anders in de Nederlandse competitie, die nog steeds de beste ter wereld is?
Daar is er wel iets meer publiek, vooral om de drie Amsterdamse clubs te zien spelen. Hockey is daar populairder, vooral in Amsterdam, waar je overal mensen met sticks en tassen op hun rug ziet rondlopen. Maar je moet geduldig zijn, in tien jaar tijd is er al enorm veel veranderd. Kijk maar naar het aantal leden dat blijft groeien en de populariteit rond het nationale team. In Nederland moet je vanaf de play-offs een toegangsticket kopen. Dat is een goede manier om geld binnen te halen en het helpt bij de ontwikkeling van de sport. Maar als ik het vergelijk met voetbal, waar ik moet betalen om mijn vrienden in de “15e divisie” te zien spelen... We zullen er uiteindelijk ook geraken. Anderzijds heeft de familiale sfeer van hockey in België ook zijn charme.
Hoe beoordeel je het niveau van onze competitie?
Het is de afgelopen zes jaar sterk vooruitgegaan. Er komen ook steeds meer buitenlandse spelers bij. Toen ik bij Dragons speelde, was het niveau veel minder homogeen. Nu zijn er zes tot zeven ploegen die vechten voor de top vier. De concurrentie is veel groter en dat is uitstekend voor het niveau van het Belgische hockey.
Hoe zou je je speelstijl omschrijven?
Ik ben een fysieke verdediger die hard is in de duels, ik hou van contact en ik leg veel impact in mijn spel. Ik speel simpel, zonder franje, en ik ben vrij snel en efficiënt in mijn passing.
Wat zou je zeggen tegen mensen die vinden dat je alles te danken hebt aan je sleep?
Ik heb inderdaad veel te danken aan de kwaliteit van mijn sleep, dat is duidelijk, maar ik probeer er niet te veel aan te denken en de beste verdediger te zijn die ik kan zijn. Ik wil geselecteerd worden voor mijn teams omdat ik een goede speler ben, niet alleen vanwege mijn sleep. Dat motiveert me ook om mezelf voortdurend te blijven verbeteren.
Op welk vlak kan je nog progressie maken?
Mijn passing is soms te voorspelbaar. In één-tegen-één situaties, zowel defensief als tactisch... Ik kan op alle vlakken nog beter worden. Ook fysiek en qua bewegingen, vooral in kleine ruimtes, waar ik nog aan mijn wendbaarheid en snelheid moet werken.
We kunnen ons voorstellen dat je niet van de ene dag op de andere een van de beste strafcornerschutters ter wereld bent geworden?
Dat heeft enorm veel trainingsuren gekost. Ik begon deze fase te oefenen toen we nog op een half veld speelden. Sinds U15 train ik er bijna dagelijks op. Verschillende coaches hebben me geholpen. Geleidelijk aan ontwikkelde ik mijn kracht door in de fitness te trainen en steeds zwaardere gewichten te heffen. Technisch ben ik ook vooruitgegaan. En ik moest geduld hebben om eerste shooter te worden. Want als je tweede of derde bent, krijg je maar weinig kansen per wedstrijd en is het niet gemakkelijk om je te bewijzen voor de coach. Op het WK 2018 wees Shane McLeod mij uiteindelijk aan als eerste sleep-specialist. Maar het is ook heel belangrijk in het moderne hockey om meerdere sleepers te hebben, om niet te voorspelbaar te zijn. Het idee is om zoveel mogelijk variatie te brengen en twij-
fel te zaaien bij de uitlopers.
Wat vind je van deze fase van het spel, die steeds meer ter discussie staat?
Ze is gevaarlijk voor de uitlopers maar ook voor de sleepers. Men praat daar niet vaak over, maar sommige uitlopers denken niet na en stormen als kamikazes op ons af, net op het moment dat wij op één been staan. Dat is me overkomen op het laatste WK, waar een Japanse speler mijn knie hevig raakte... Als zo’n contact ergens anders op het veld zou gebeuren, zou het meteen geel zijn, maar op strafcorner wordt dat bijna nooit bestraft. Er moet nagedacht worden over deze fase, zowel voor de veiligheid van de uitlopers als de sleepers. Maar uiteindelijk kan hockey niet zonder de strafcorner, het is veel te spectaculair.
Wat is jouw mening over de terugkeer van Shane McLeod als hoofdcoach?
Dat is uitstekend nieuws voor de groep. Vooral omdat hij er heel goed in is om jonge spelers vertrouwen te geven. Met Shane, Craig Sieben en Pascal Kina hebben we de beste staf ter wereld.
Wat drijft je naast hockey?
Ik hou ervan om tijd door te brengen met mijn vrienden, mijn familie, mijn vriendin en mijn hond, Coco. Ik ga ook graag naar het stadion om mijn favoriete voetbalploeg, Antwerp, aan te moedigen. Dat is al mijn hele leven mijn club. Als kind woonden we op twee straten van het stadion in Deurne. We gingen als familie naar elke wedstrijd. Klein detail: ik zat nog in de buik van mijn moeder toen ze naar Wembley ging om Antwerp te steunen in de finale van de Europacup voor Bekerwinnaars, in 1993. Soms communiceer ik via sociale media met Toby Alderweireld. Hij is een fantastische speler en een groot voorbeeld. Hij heeft een prachtige carrière uitgebouwd en is toch nederig en toegankelijk gebleven. Hij is een ruwe verdediger die stevig is in de duels, we hebben wel een beetje hetzelfde profiel. Zijn titelgoal zal ik nooit vergeten, ik was in het stadion om de match op het grote scherm te volgen en het was pure gekte.
Wat was jouw mooiste ontmoeting dankzij de Red Lions?
Onze carrière heeft zoveel deuren geopend, het is moeilijk te zeggen. We hebben heel wat tv-optredens gedaan en worden elk jaar uitgenodigd op het Koninklijk Paleis, mijn grootmoeder is daar jaloers op (lacht).
Denk je al aan je toekomst na je hockeycarrière?
Ik heb een master in Economische Wetenschappen, maar dat betekent niet dat ik ooit in die sector zal werken. Alles kan zo snel gaan, één ontmoeting of een interessant gesprek kan alles veranderen... Ik zal daar pas over beginnen nadenken na het WK 2026. Zolang ik bij de Red Lions speel, is het onmogelijk om me in iets anders te investeren.
Om af te sluiten, aan de vooravond van een nieuwe cyclus met het nationale team, is een ‘triple’ haalbaar?
Wij geloven erin, het is al te lang geleden dat we nog een titel hebben gewonnen. En na de ontgoocheling in Parijs hebben we ook dat kleine gevoel van revanche dat nodig is om ons te motiveren om als gekken te werken en opnieuw de weg naar de overwinning te vinden.
DE PERFECTE RED LION
Mentale kracht: Vincent Vanasch
Strijdlust: Arthur Van Doren
Spelinzicht: Arno Van Dessel
Forehand-schot: Tom Boon
Backhand-schot: Roman Duvekot
Passing: Arthur De Sloover
Flick: Ikzelf
Dribble: Antoine Kina
Fysiek: Thibeau Stockbroekx
Sprint: Thibeau Stockbroekx
Beste verdediger: Arthur De Sloover
Beste aanvaller: Tom Boon
Beste in shoot-outs: Arthur Van Doren